falderappes
- Geluid: falderappes (hulp, bestand)
- IPA: /faldəˈrɑpəs/
- fal·de·rap·pes
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘gespuis’ voor het eerst aangetroffen in 1701-1725 [1]
- Herkomst: Jiddisj en/of Bargoens [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | falderappes | falderappesen |
verkleinwoord |
het falderappes o
- (Jiddisch-Hebreeuws), (pejoratief) slecht volk
- Al dat falderappes en geteisem!
- Het woord falderappes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "falderappes" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
5 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "falderappes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be