• erf·op·vol·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord erfopvolging erfopvolgingen
verkleinwoord

de erfopvolgingv

  1. (juridisch) (erfrecht) regeling voor de overgang van de nalatenschap van een erflater, zijnde diens goederen, rechten en verplichtingen, bij overlijden
    • In Nederland bestaan veel misverstanden over de geldende regels voor erfopvolging en de rechten en plichten van een erfgenaam. 
  2. de regeling, die binnen een monarchie of andere dynastie geldt, voor het geval waarin een heersend monarch overlijdt
    • Het koningshuis kan in Nederland nog altijd op brede steun rekenen. De verbindende rol die de koning is toebedeeld, heeft Willem-Alexander probleemloos van zijn moeder overgenomen. Dit element vormt tevens het bestaansrecht voor de monarchie als instituut. Een instituut dat met zijn systeem van erfopvolging al lang niet meer van de huidige tijd is.[2] 
    • Een Oranjeklant wil de Volkskrant niet zijn. We vermoeden dat veel van onze lezers de erfopvolging van het staatshoofd licht belachelijk vinden (wij ook), sommigen zelfs principieel verkeerd (wij niet). Maar het koningshuis is hoe dan ook een belangrijk Nederlands instituut. En in het leven van iedere Nederlander zijn de Oranjes vertrouwd aanwezig, als een soort verre familieleden. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 26 april 2017
  3. Volkskrant Philippe Remarque 29 april 2017