equinox
- equi·nox
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dag- en nachtevening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | equinox | equinoxen |
verkleinwoord | - | - |
de equinox m
- (astronomie) het moment dat de zon het denkbeeldige vlak van de evenaar in zuidelijke of noordelijke richting passeert, de nacht duurt dan evenlang als de dag (nachtevening)
- Bij het lente- en herfstpunt is er sprake van equinox.
- nachteveningspunt, evenaar, keerkring, Kreeftskeerkring, Steenbokskeerkring, breedtegraad, lentepunt, zomerpunt, herfstpunt, winterpunt, declinatie
1. passage van de zon door het vlak van de evenaar
- Het woord equinox staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "equinox" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "equinox" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be