ensceneren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ensceneren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ensceneren			te ensceneren
	toekomend		zullen ensceneren			te zullen ensceneren
voltooid	tegenwoordig		hebben geënsceneerd			te hebben geënsceneerd
	toekomend		geënsceneerd zullen hebben			geënsceneerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	enscenerend		geënsceneerd			ev. ensceneer	mv. verouderd ensceneert	enscenere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	ensceneer	ensceneert	ensceneert	ensceneert	ensceneert	ensceneren	ensceneren	ensceneren
verleden (o.v.t.)	ensceneerde	ensceneerde	ensceneerde	ensceneerde	ensceneerde	ensceneerden	ensceneerden	ensceneerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal ensceneren	zult/zal ensceneren	zult/zal ensceneren	zult ensceneren	zal ensceneren	zullen ensceneren	zullen ensceneren	zullen ensceneren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ensceneren	zou ensceneren	zou(dt) ensceneren	zoudt ensceneren	zou ensceneren	zouden ensceneren	zouden ensceneren	zouden ensceneren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geënsceneerd	hebt geënsceneerd	hebt/heeft geënsceneerd	hebt geënsceneerd	heeft geënsceneerd	hebben geënsceneerd	hebben geënsceneerd	hebben geënsceneerd
verleden (v.v.t.)	had geënsceneerd	had geënsceneerd	had geënsceneerd	hadt geënsceneerd	had geënsceneerd	hadden geënsceneerd	hadden geënsceneerd	hadden geënsceneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geënsceneerd hebben	zal/zult geënsceneerd hebben	zult/zal geënsceneerd hebben	zult geënsceneerd hebben	zal geënsceneerd hebben	zullen geënsceneerd hebben	zullen geënsceneerd hebben	zullen geënsceneerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geënsceneerd hebben	zou geënsceneerd hebben	zou/zoudt geënsceneerd hebben	zoudt geënsceneerd hebben	zou geënsceneerd hebben	zouden geënsceneerd hebben	zouden geënsceneerd hebben	zouden geënsceneerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geënsceneerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geënsceneerd				er is geënsceneerd
verleden	er werd geënsceneerd				er was geënsceneerd
toekomend	er zal geënsceneerd worden				er zal geënsceneerd zijn
voorwaardelijk	er zou geënsceneerd worden				er zou geënsceneerd zijn
lijdende vorm geënsceneerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geënsceneerd worden			geënsceneerd te worden
	toekomend		geënsceneerd zullen worden			geënsceneerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geënsceneerd zijn			geënsceneerd te zijn
	toekomend		geënsceneerd zullen zijn			geënsceneerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geënsceneerd	wordt geënsceneerd	wordt geënsceneerd	wordt geënsceneerd	wordt geënsceneerd	worden geënsceneerd	worden geënsceneerd	worden geënsceneerd
verleden (o.v.t.)	werd geënsceneerd	werd geënsceneerd	werd geënsceneerd	werdt geënsceneerd	werd geënsceneerd	werden geënsceneerd	werden geënsceneerd	werden geënsceneerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geënsceneerd worden	zult geënsceneerd worden	zult geënsceneerd worden	zult geënsceneerd worden	zal geënsceneerd worden	zullen geënsceneerd worden	zullen geënsceneerd worden	zullen geënsceneerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geënsceneerd worden	zou geënsceneerd worden	zou/zoudt geënsceneerd worden	zoudt geënsceneerd worden	zou geënsceneerd worden	zouden geënsceneerd worden	zouden geënsceneerd worden	zouden geënsceneerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geënsceneerd	bent geënsceneerd	bent/is geënsceneerd	zijt geënsceneerd	is geënsceneerd	zijn geënsceneerd	zijn geënsceneerd	zijn geënsceneerd
verleden (v.v.t.)	was geënsceneerd	was geënsceneerd	was geënsceneerd	waart geënsceneerd	was geënsceneerd	waren geënsceneerd	waren geënsceneerd	waren geënsceneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geënsceneerd zijn	zult geënsceneerd zijn	zult geënsceneerd zijn	zult geënsceneerd zijn	zal geënsceneerd zijn	zullen geënsceneerd zijn	zullen geënsceneerd zijn	zullen geënsceneerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geënsceneerd zijn	zou geënsceneerd zijn	zou/zoudt geënsceneerd zijn	zoudt geënsceneerd zijn	zou geënsceneerd zijn	zouden geënsceneerd zijn	zouden geënsceneerd zijn	zouden geënsceneerd zijn