• en·sce·ne·ren

ensceneren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ensceneren
ensceneerde
geënsceneerd
zwak -d volledig
  1. vormgeven en organiseren van een opvoering in een theater, een foto of een film
  2. (figuurlijk) een schijnvertoning opvoeren en doen alsof het een 'echte' gebeurtenis is, in scène zetten
    • De ondernemingen houden er rekening mee dat de gesprekken met de uitvaartorganisaties met verborgen camera's zijn opgenomen. Ze vragen zich af wat de programmamakers met het in scene zetten van een overlijden willen bereiken. Voor het opvragen van een offerte is het namelijk niet nodig een dood te ensceneren of verborgen camera's te gebruiken. [3] 
    • Problemen in de relatiesfeer zouden de aanleiding zijn geweest tot het ensceneren van de ontvoering. [4] 
    • De islamitische groepering beschuldigt het leger van het ensceneren van een staatsgreep toen de gekozen president Mohamed Morsi vorige maand werd verdreven. [5] 
87 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]