emfatisch
- em·fa·tisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | emfatisch | emfatischer | |
verbogen | emfatische | emfatischere | |
partitief | emfatisch | emfatischers | - |
emfatisch [1]
- met (te grote) nadruk
- (taalkunde) medeklinker die nadrukkelijker wordt uitgesproken in Semitische talen
- Het woord emfatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emfatisch" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be