nadrukkelijk
- Geluid: nadrukkelijk (hulp, bestand)
- IPA: / naˈdrʏkələk / (4 lettergrepen)
- na·druk·ke·lijk
- afgeleid van nadruk zn met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-, mogelijk onder invloed van Duits nachdrücklich bn [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nadrukkelijk | nadrukkelijker | nadrukkelijkst |
verbogen | nadrukkelijke | nadrukkelijkere | nadrukkelijkste |
partitief | nadrukkelijks | nadrukkelijkers | - |
nadrukkelijk
- met klem, met na druk, duidelijk, met ernst.
- Ondanks nadrukkelijke waarschuwingen door zijn arts bleef de benauwde man maar doorgaan met roken.
- 'Ik hoorde een geluidje en dacht: Daar is Jens,' herhaalde ze op een gek-mens-ben-ik-toch-toon met Drents accent. Vervolgens boog ze haar hoofd tussen de struiken langs de erfafscheiding en richtte zich nadrukkelijk tot mij. 'Maar ik vind het niet erg dat jij het bent, hoor.'[3]
- ▸ Meneer Wang heeft nadrukkelijk verklaard dat het in zijn intenties ligt het hotel in zijn oude luister te herstellen, waarbij de financiële armslag waarover hij naar het zich laat aanzien beschikt zeer zeker van pas zal komen.[4]
- Het woord nadrukkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nadrukkelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be