nadrukkelijkheid
- na·druk·ke·lijk·heid
- afleiding van nadrukkelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nadrukkelijkheid | nadrukkelijkheden |
verkleinwoord |
de nadrukkelijkheid v
- de mate waarin iets of iemand extra aandacht krijgt
- ▸ Ze ging hier zo in op dat ze vergat dat ze gasten had en hen niet meer hoorde, totdat ze van achter het tussenschot ineens hun aanwezigheid verrieden met een wel heel luide explosie van kabaal, en Lara bedacht hoe fervent dronken mensen altijd graag de dronkelap uithingen, met een nadrukkelijkheid die steeds klungeliger en amateuristischer werd naarmate ze beschonkener waren.[1]
- iets dat extra aandacht krijgt
- Het woord nadrukkelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396