• veel·be·te·ke·nend
stellend
onverbogen veelbetekenend
verbogen veelbetekenende
partitief veelbetekenends

veelbetekenend

  1. rijk van inhoud maar arm aan woorden
     'Toe, mevrouw. U weet dat het hele koninkrijk betoverd is door onze stralende en gulle prinses Ik heb al heel wat gehoord over u en uw dochters. 'Hij wierp me een veelbetekenende blik toe. 'Achter een meeslepend verhaal gaat vaak een nederige waarheid schuil.'[1]


veelbetekenend

  1. met veel betekenis zonder veel woorden te gebruiken
    • Hij knikte veelbetekend naar zijn vrouw die precies begreep wat hij bedoelde. 
     Hoewel ik er vaak was geweest en de klinkende namen van Titiaan en Tintoretto achteloos door soireetjes had laten rollen, hoewel ik geroutineerd in mijn krant bleef lezen terwijl de vuurrode hogesnelheidstrein mij over de landverbinding van Mestre naar de oude stad bracht en veelbetekenend begon af te remmen, en hoewel ik mij had voorgenomen om mijn entree in de stad met een praktische instelling te benaderen en enige eventuele beroering van het gemoed uit te stellen totdat ik goed en wel was geïnstalleerd, moest ik even naar adem happen toen ik het station uit liep en het breekbare, pastelkleurige cliché van de stad aan het groene water zich onbekommerd en schijnbaar onschuldig voor mij ontvouwde.[2]
  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 21