elft
- elft
- van Middelnederlands elft, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elft | elften |
verkleinwoord | elftje | elftjes |
de elft m
- (straalvinnigen) haringachtige, die paait in de bovenloop van rivieren en beken en ooit inheems was in de Benelux, Alosa alosa
- In Frankrijk en Engeland komt de elft nog wel voor .
1. haringachtige, die paait in de bovenloop van rivieren en beken en ooit inheems was in de Benelux, Alosa alosa
- Het woord elft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "elft" herkend door:
28 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "elft" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be