dubbelzien/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van dubbelzien
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		dubbelzien			dubbel te zien
	toekomend		zullen dubbelzien dubbel zullen zien			te zullen dubbelzien dubbel te zullen zien
voltooid	tegenwoordig		dubbelgezien			te dubbelgezien
	toekomend		dubbelgezien zullen			dubbelgezien te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	dubbelziend		dubbelgezien			ev. zie dubbel	mv. verouderd ziet dubbel	zie dubbel (bijzin) dubbelzie
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	zie dubbel	ziet dubbel	ziet dubbel	ziet dubbel	ziet dubbel	zien dubbel	zien dubbel	zien dubbel
verleden (o.v.t.)	zag dubbel	zag dubbel	zag dubbel	zaagt dubbel	zag dubbel	zagen dubbel	zagen dubbel	zagen dubbel
toekomend (o.t.t.t.)	zal dubbelzien	zult/zal dubbelzien	zult/zal dubbelzien	zult dubbelzien	zal dubbelzien	zullen dubbelzien	zullen dubbelzien	zullen dubbelzien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou dubbelzien	zou dubbelzien	zou(dt) dubbelzien	zoudt dubbelzien	zou dubbelzien	zouden dubbelzien	zouden dubbelzien	zouden dubbelzien
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	dubbelzie	dubbelziet	dubbelziet	dubbelziet	dubbelziet	dubbelzien	dubbelzien	dubbelzien
verleden (o.v.t.)	dubbelzag	dubbelzag	dubbelzag	dubbelzaagt	dubbelzag	dubbelzagen	dubbelzagen	dubbelzagen
toekomend (o.t.t.t.)	zal dubbelzien dubbel zal zien	zult/zal dubbelzien dubbel zult/zal zien	zult/zal dubbelzien dubbel zult/zal zien	zult dubbelzien dubbel zult zien	zal dubbelzien dubbel zal zien	zullen dubbelzien dubbel zullen zien	zullen dubbelzien dubbel zullen zien	zullen dubbelzien dubbel zullen zien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou dubbelzien dubbel zou zien	zou dubbelzien dubbel zou zien	zou(dt) dubbelzien dubbel zou(dt) zien	zoudt dubbelzien dubbel zoudt zien	zou dubbelzien dubbel zou zien	zouden dubbelzien dubbel zouden zien	zouden dubbelzien dubbel zouden zien	zouden dubbelzien dubbel zouden zien
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij