zagen dubbel
- Geluid: zagen dubbel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzaɣə(n) ˈdʏbəl / (4 lettergrepen)
- za·gen dub·bel
- uit zagen (werkwoord) en dubbel (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
dubbelzien |
zagen (…) dubbel
- meervoud verleden tijd van dubbelzien
- Wij zagen dubbel.
- Jullie zagen dubbel.
- Zij zagen dubbel.
- Wij zagen dubbel.
- Het woord 'zagen dubbel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.