Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·ziet

Werkwoord

vervoeging van
dubbelzien

dubbelziet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelzien
    • ... dat jij dubbelziet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelzien
    • ... dat hij dubbelziet.