zie dubbel
- Geluid: zie dubbel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzi ˈdʏbəl / (3 lettergrepen)
- zie dub·bel
- uit zie (werkwoord) en dubbel (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
dubbelzien |
zie (…) dubbel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelzien
- Ik zie dubbel.
- gebiedende wijs van dubbelzien
- Zie dubbel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelzien
- Zie je dubbel?
- Het woord 'zie dubbel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.