doorsteken/vervoeging
dóórsteken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorsteken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorsteken | door te steken | ||||||||
toekomend | zullen doorsteken door zullen steken |
te zullen doorsteken door te zullen steken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] doorgestoken | te hebben[1]/zijn[2] doorgestoken | ||||||||
toekomend | doorgestoken zullen hebben[1]/zijn[2] | doorgestoken te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorstekend | doorgestoken | ev. steek door |
mv. verouderd steekt door |
steke door (bijzin) doorsteke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | steek door | steekt door | steekt door | steekt door | steekt door | steken door | steken door | steken door | |||
verleden (o.v.t.) | stak door | stak door | stak door | staakt door | stak door | staken door | staken door | staken door | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorsteken | zult/zal doorsteken | zult/zal doorsteken | zult doorsteken | zal doorsteken | zullen doorsteken | zullen doorsteken | zullen doorsteken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorsteken | zou doorsteken | zou(dt) doorsteken | zoudt doorsteken | zou doorsteken | zouden doorsteken | zouden doorsteken | zouden doorsteken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorsteek | doorsteekt | doorsteekt | doorsteekt | doorsteekt | doorsteken | doorsteken | doorsteken | |||
verleden (o.v.t.) | doorstak | doorstak | doorstak | doorstaakt | doorstak | doorstaken | doorstaken | doorstaken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorsteken door zal steken |
zult/zal doorsteken door zult/zal steken |
zult/zal doorsteken door zult/zal steken |
zult doorsteken door zult steken |
zal doorsteken door zal steken |
zullen doorsteken door zullen steken |
zullen doorsteken door zullen steken |
zullen doorsteken door zullen steken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorsteken door zou steken |
zou doorsteken door zou steken |
zou(dt) doorsteken door zou(dt) steken |
zoudt doorsteken door zoudt steken |
zou doorsteken door zou steken |
zouden doorsteken door zouden steken |
zouden doorsteken door zouden steken |
zouden doorsteken door zouden steken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm doorgestoken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgestoken | er is doorgestoken | |||||||||
verleden | er werd doorgestoken | er was doorgestoken | |||||||||
toekomend | er zal doorgestoken worden | er zal doorgestoken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorgestoken worden | er zou doorgestoken zijn | |||||||||
lijdende vorm doorgestoken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorgestoken worden | doorgestoken te worden | ||||||||
toekomend | doorgestoken zullen worden | doorgestoken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgestoken zijn | doorgestoken te zijn | ||||||||
toekomend | doorgestoken zullen zijn | doorgestoken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorgestoken | wordt doorgestoken | wordt doorgestoken | wordt doorgestoken | wordt doorgestoken | worden doorgestoken | worden doorgestoken | worden doorgestoken | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorgestoken | werd doorgestoken | werd doorgestoken | werdt doorgestoken | werd doorgestoken | werden doorgestoken | werden doorgestoken | werden doorgestoken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorgestoken worden | zult doorgestoken worden | zult doorgestoken worden | zult doorgestoken worden | zal doorgestoken worden | zullen doorgestoken worden | zullen doorgestoken worden | zullen doorgestoken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorgestoken worden | zou doorgestoken worden | zou/zoudt doorgestoken worden | zoudt doorgestoken worden | zou doorgestoken worden | zouden doorgestoken worden | zouden doorgestoken worden | zouden doorgestoken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgestoken | bent doorgestoken | bent/is doorgestoken | zijt doorgestoken | is doorgestoken | zijn doorgestoken | zijn doorgestoken | zijn doorgestoken | |||
verleden (v.v.t.) | was doorgestoken | was doorgestoken | was doorgestoken | waart doorgestoken | was doorgestoken | waren doorgestoken | waren doorgestoken | waren doorgestoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgestoken zijn | zult doorgestoken zijn | zult doorgestoken zijn | zult doorgestoken zijn | zal doorgestoken zijn | zullen doorgestoken zijn | zullen doorgestoken zijn | zullen doorgestoken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgestoken zijn | zou doorgestoken zijn | zou/zoudt doorgestoken zijn | zoudt doorgestoken zijn | zou doorgestoken zijn | zouden doorgestoken zijn | zouden doorgestoken zijn | zouden doorgestoken zijn |
doorstéken
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorsteken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorsteken | te doorsteken | ||||||||
toekomend | zullen doorsteken | te zullen doorsteken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorstoken | te hebben doorstoken | ||||||||
toekomend | doorstoken zullen hebben | doorstoken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorstekend | doorstoken | ev. doorsteek |
mv. verouderd doorsteekt |
doorsteke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorsteek | doorsteekt | doorsteekt | doorsteekt | doorsteekt | doorsteken | doorsteken | doorsteken | |||
verleden (o.v.t.) | doorstak | doorstak | doorstak | doorstaakt | doorstak | doorstaken | doorstaken | doorstaken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorsteken | zult/zal doorsteken | zult/zal doorsteken | zult doorsteken | zal doorsteken | zullen doorsteken | zullen doorsteken | zullen doorsteken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorsteken | zou doorsteken | zou(dt) doorsteken | zoudt doorsteken | zou doorsteken | zouden doorsteken | zouden doorsteken | zouden doorsteken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorstoken | hebt doorstoken | hebt/heeft doorstoken | hebt doorstoken | heeft doorstoken | hebben doorstoken | hebben doorstoken | hebben doorstoken | |||
verleden (v.v.t.) | had doorstoken | had doorstoken | had doorstoken | hadt doorstoken | had doorstoken | hadden doorstoken | hadden doorstoken | hadden doorstoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorstoken hebben | zal/zult doorstoken hebben | zult/zal doorstoken hebben | zult doorstoken hebben | zal doorstoken hebben | zullen doorstoken hebben | zullen doorstoken hebben | zullen doorstoken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorstoken hebben | zou doorstoken hebben | zou/zoudt doorstoken hebben | zoudt doorstoken hebben | zou doorstoken hebben | zouden doorstoken hebben | zouden doorstoken hebben | zouden doorstoken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorstoken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorstoken | er is doorstoken | |||||||||
verleden | er werd doorstoken | er was doorstoken | |||||||||
toekomend | er zal doorstoken worden | er zal doorstoken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorstoken worden | er zou doorstoken zijn | |||||||||
lijdende vorm doorstoken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorstoken worden | doorstoken te worden | ||||||||
toekomend | doorstoken zullen worden | doorstoken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorstoken zijn | doorstoken te zijn | ||||||||
toekomend | doorstoken zullen zijn | doorstoken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorstoken | wordt doorstoken | wordt doorstoken | wordt doorstoken | wordt doorstoken | worden doorstoken | worden doorstoken | worden doorstoken | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorstoken | werd doorstoken | werd doorstoken | werdt doorstoken | werd doorstoken | werden doorstoken | werden doorstoken | werden doorstoken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorstoken worden | zult doorstoken worden | zult doorstoken worden | zult doorstoken worden | zal doorstoken worden | zullen doorstoken worden | zullen doorstoken worden | zullen doorstoken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorstoken worden | zou doorstoken worden | zou/zoudt doorstoken worden | zoudt doorstoken worden | zou doorstoken worden | zouden doorstoken worden | zouden doorstoken worden | zouden doorstoken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorstoken | bent doorstoken | bent/is doorstoken | zijt doorstoken | is doorstoken | zijn doorstoken | zijn doorstoken | zijn doorstoken | |||
verleden (v.v.t.) | was doorstoken | was doorstoken | was doorstoken | waart doorstoken | was doorstoken | waren doorstoken | waren doorstoken | waren doorstoken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorstoken zijn | zult doorstoken zijn | zult doorstoken zijn | zult doorstoken zijn | zal doorstoken zijn | zullen doorstoken zijn | zullen doorstoken zijn | zullen doorstoken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorstoken zijn | zou doorstoken zijn | zou/zoudt doorstoken zijn | zoudt doorstoken zijn | zou doorstoken zijn | zouden doorstoken zijn | zouden doorstoken zijn | zouden doorstoken zijn |