• des·po·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen despotisch despotischer
verbogen despotische despotischere
partitief despotisch despotischers -

despotisch [2]

  1. passend bij het gedrag van een alleenheerser
    • Het leest als een politieke thriller. Een semi-despotisch regime van een olierijk land in Centraal-Azië paait Europese politici met dure horloges, juwelen, hoeren en sommen geld. [3] 
    • Greenwald is intussen woedend op de Britten. Hij kondigde vandaag aan met meer onthullingen te komen en waarschuwde in een stuk op de website van de Guardian voor de praktijk dat zelfs familieleden van journalisten 'die de waarheid vertellen' worden geïntimideerd. Volgens Greenwald heeft zelfs de maffia meer ethisch besef en zijn dit soort acties 'ronduit despotisch'. [4] 
81 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[5]