despoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- des·poot
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘alleenheerser’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | despoot | despoten |
verkleinwoord | despootje | despootjes |
Zelfstandig naamwoord
de despoot m
- (politiek) onderdrukkend alleenheerser
- Hoe kun je democratisch besturen als je voorstellen en ideeën alleen door een despoot zouden kunnen worden uitgevoerd?[3]
- heerszuchtig persoon of instituut
- Niemand weet wie de ‘financiële markt’ is, maar één ding is zeker. Het is de hoofdrolspeler, de boeman van de eurocrisis. Als een onzichtbare despoot regeert de markt per rentedecreet, stuurt hele regeringen weg, dwingt tot belastingverhogingen, loonmatigingen en bezuinigingen. De dag na de Spaanse verkiezingen is er maar één oordeel dat echt telt, de markt. Die hield zijn duim naar beneden. Onverbiddelijk.[4]
- ▸ Tegen de tijd dat ik hem ontmoette, was hij een despoot die met ijzeren vuist regeerde en geen enkele ongehoorzaamheid van zijn minderen duldde.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord despoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "despoot" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "despoot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ NRC Bas Heijne 11 juni 2016
- ↑ NRC Rosanne Hertzberger 23 november 2011
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be