desoriënteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van desoriënteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | desoriënteren | te desoriënteren | ||||||||
toekomend | zullen desoriënteren | te zullen desoriënteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedesoriënteerd | te hebben gedesoriënteerd | ||||||||
toekomend | gedesoriënteerd zullen hebben | gedesoriënteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
desoriënterend | gedesoriënteerd | ev. desoriënteer |
mv. verouderd desoriënteert |
desoriëntere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | desoriënteer | desoriënteert | desoriënteert | desoriënteert | desoriënteert | desoriënteren | desoriënteren | desoriënteren | |||
verleden (o.v.t.) | desoriënteerde | desoriënteerde | desoriënteerde | desoriënteerde | desoriënteerde | desoriënteerden | desoriënteerden | desoriënteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal desoriënteren | zult/zal desoriënteren | zult/zal desoriënteren | zult desoriënteren | zal desoriënteren | zullen desoriënteren | zullen desoriënteren | zullen desoriënteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou desoriënteren | zou desoriënteren | zou(dt) desoriënteren | zoudt desoriënteren | zou desoriënteren | zouden desoriënteren | zouden desoriënteren | zouden desoriënteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedesoriënteerd | hebt gedesoriënteerd | hebt/heeft gedesoriënteerd | hebt gedesoriënteerd | heeft gedesoriënteerd | hebben gedesoriënteerd | hebben gedesoriënteerd | hebben gedesoriënteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedesoriënteerd | had gedesoriënteerd | had gedesoriënteerd | hadt gedesoriënteerd | had gedesoriënteerd | hadden gedesoriënteerd | hadden gedesoriënteerd | hadden gedesoriënteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedesoriënteerd hebben | zal/zult gedesoriënteerd hebben | zult/zal gedesoriënteerd hebben | zult gedesoriënteerd hebben | zal gedesoriënteerd hebben | zullen gedesoriënteerd hebben | zullen gedesoriënteerd hebben | zullen gedesoriënteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedesoriënteerd hebben | zou gedesoriënteerd hebben | zou/zoudt gedesoriënteerd hebben | zoudt gedesoriënteerd hebben | zou gedesoriënteerd hebben | zouden gedesoriënteerd hebben | zouden gedesoriënteerd hebben | zouden gedesoriënteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedesoriënteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedesoriënteerd | er is gedesoriënteerd | |||||||||
verleden | er werd gedesoriënteerd | er was gedesoriënteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedesoriënteerd worden | er zal gedesoriënteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedesoriënteerd worden | er zou gedesoriënteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedesoriënteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedesoriënteerd worden | gedesoriënteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedesoriënteerd zullen worden | gedesoriënteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedesoriënteerd zijn | gedesoriënteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedesoriënteerd zullen zijn | gedesoriënteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedesoriënteerd | wordt gedesoriënteerd | wordt gedesoriënteerd | wordt gedesoriënteerd | wordt gedesoriënteerd | worden gedesoriënteerd | worden gedesoriënteerd | worden gedesoriënteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedesoriënteerd | werd gedesoriënteerd | werd gedesoriënteerd | werdt gedesoriënteerd | werd gedesoriënteerd | werden gedesoriënteerd | werden gedesoriënteerd | werden gedesoriënteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedesoriënteerd worden | zult gedesoriënteerd worden | zult gedesoriënteerd worden | zult gedesoriënteerd worden | zal gedesoriënteerd worden | zullen gedesoriënteerd worden | zullen gedesoriënteerd worden | zullen gedesoriënteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedesoriënteerd worden | zou gedesoriënteerd worden | zou/zoudt gedesoriënteerd worden | zoudt gedesoriënteerd worden | zou gedesoriënteerd worden | zouden gedesoriënteerd worden | zouden gedesoriënteerd worden | zouden gedesoriënteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedesoriënteerd | bent gedesoriënteerd | bent/is gedesoriënteerd | zijt gedesoriënteerd | is gedesoriënteerd | zijn gedesoriënteerd | zijn gedesoriënteerd | zijn gedesoriënteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedesoriënteerd | was gedesoriënteerd | was gedesoriënteerd | waart gedesoriënteerd | was gedesoriënteerd | waren gedesoriënteerd | waren gedesoriënteerd | waren gedesoriënteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedesoriënteerd zijn | zult gedesoriënteerd zijn | zult gedesoriënteerd zijn | zult gedesoriënteerd zijn | zal gedesoriënteerd zijn | zullen gedesoriënteerd zijn | zullen gedesoriënteerd zijn | zullen gedesoriënteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedesoriënteerd zijn | zou gedesoriënteerd zijn | zou/zoudt gedesoriënteerd zijn | zoudt gedesoriënteerd zijn | zou gedesoriënteerd zijn | zouden gedesoriënteerd zijn | zouden gedesoriënteerd zijn | zouden gedesoriënteerd zijn |