• des·oriën·teert, des·ori·en·teert
vervoeging van
desoriënteren

desoriënteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desoriënteren
    • Jij desoriënteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desoriënteren
    • Hij desoriënteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desoriënteren
    • Desoriënteert!