Rangtelwoord (ces)
1. 11. 10. 100.
2. 12. 20. 1000.
3. 13. 30.
4. 14. 40.
5. 15. 50.
6. 16. 60.
7. 17. 70.
8. 18. 80.
9. 19. 90.
  • IPA: /dɛsaːtiː/
  • de·sá·tý
  • Afgeleid van het telwoord deset met het achtervoegsel -átý

desátý

  1. tiende; nummer tien in een rij
    «Přijdu k desáté
    Ik kom het tegen tienen.
    «Už ti to říkám po desáté
    Dat zeg ik je al voor de tiende keer.


  • po desáté - voor de tiende keer
  • v Praze, desátého července - Praag, 10 juli
telwoord
hoofdtelwoord deset
rangtelwoord desátý
telbijwoord desetkrát
zelfstandig naamwoord desítka
verzameltelwoord desatery
soorttelwoord desaterý