denigreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van denigreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | denigreren | te denigreren | ||||||||
toekomend | zullen denigreren | te zullen denigreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedenigreerd | te hebben gedenigreerd | ||||||||
toekomend | gedenigreerd zullen hebben | gedenigreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
denigrerend | gedenigreerd | ev. denigreer |
mv. verouderd denigreert |
denigrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | denigreer | denigreert | denigreert | denigreert | denigreert | denigreren | denigreren | denigreren | |||
verleden (o.v.t.) | denigreerde | denigreerde | denigreerde | denigreerde | denigreerde | denigreerden | denigreerden | denigreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal denigreren | zult/zal denigreren | zult/zal denigreren | zult denigreren | zal denigreren | zullen denigreren | zullen denigreren | zullen denigreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou denigreren | zou denigreren | zou(dt) denigreren | zoudt denigreren | zou denigreren | zouden denigreren | zouden denigreren | zouden denigreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedenigreerd | hebt gedenigreerd | hebt/heeft gedenigreerd | hebt gedenigreerd | heeft gedenigreerd | hebben gedenigreerd | hebben gedenigreerd | hebben gedenigreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedenigreerd | had gedenigreerd | had gedenigreerd | hadt gedenigreerd | had gedenigreerd | hadden gedenigreerd | hadden gedenigreerd | hadden gedenigreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedenigreerd hebben | zal/zult gedenigreerd hebben | zult/zal gedenigreerd hebben | zult gedenigreerd hebben | zal gedenigreerd hebben | zullen gedenigreerd hebben | zullen gedenigreerd hebben | zullen gedenigreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedenigreerd hebben | zou gedenigreerd hebben | zou/zoudt gedenigreerd hebben | zoudt gedenigreerd hebben | zou gedenigreerd hebben | zouden gedenigreerd hebben | zouden gedenigreerd hebben | zouden gedenigreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedenigreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedenigreerd | er is gedenigreerd | |||||||||
verleden | er werd gedenigreerd | er was gedenigreerd | |||||||||
toekomend | er zal gedenigreerd worden | er zal gedenigreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedenigreerd worden | er zou gedenigreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedenigreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedenigreerd worden | gedenigreerd te worden | ||||||||
toekomend | gedenigreerd zullen worden | gedenigreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedenigreerd zijn | gedenigreerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedenigreerd zullen zijn | gedenigreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedenigreerd | wordt gedenigreerd | wordt gedenigreerd | wordt gedenigreerd | wordt gedenigreerd | worden gedenigreerd | worden gedenigreerd | worden gedenigreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedenigreerd | werd gedenigreerd | werd gedenigreerd | werdt gedenigreerd | werd gedenigreerd | werden gedenigreerd | werden gedenigreerd | werden gedenigreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedenigreerd worden | zult gedenigreerd worden | zult gedenigreerd worden | zult gedenigreerd worden | zal gedenigreerd worden | zullen gedenigreerd worden | zullen gedenigreerd worden | zullen gedenigreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedenigreerd worden | zou gedenigreerd worden | zou/zoudt gedenigreerd worden | zoudt gedenigreerd worden | zou gedenigreerd worden | zouden gedenigreerd worden | zouden gedenigreerd worden | zouden gedenigreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedenigreerd | bent gedenigreerd | bent/is gedenigreerd | zijt gedenigreerd | is gedenigreerd | zijn gedenigreerd | zijn gedenigreerd | zijn gedenigreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedenigreerd | was gedenigreerd | was gedenigreerd | waart gedenigreerd | was gedenigreerd | waren gedenigreerd | waren gedenigreerd | waren gedenigreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedenigreerd zijn | zult gedenigreerd zijn | zult gedenigreerd zijn | zult gedenigreerd zijn | zal gedenigreerd zijn | zullen gedenigreerd zijn | zullen gedenigreerd zijn | zullen gedenigreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedenigreerd zijn | zou gedenigreerd zijn | zou/zoudt gedenigreerd zijn | zoudt gedenigreerd zijn | zou gedenigreerd zijn | zouden gedenigreerd zijn | zouden gedenigreerd zijn | zouden gedenigreerd zijn |