vervoeging van de bedrijvende vorm van denaturaliseren
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
denaturaliseren
|
te denaturaliseren
|
toekomend
|
zullen denaturaliseren
|
te zullen denaturaliseren
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben gedenaturaliseerd
|
te hebben gedenaturaliseerd
|
toekomend
|
gedenaturaliseerd zullen hebben
|
gedenaturaliseerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
denaturaliserend |
gedenaturaliseerd |
ev. denaturaliseer |
mv. verouderd denaturaliseert |
denaturalisere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
denaturaliseer |
denaturaliseert |
denaturaliseert |
denaturaliseert |
denaturaliseert |
denaturaliseren |
denaturaliseren |
denaturaliseren
|
verleden (o.v.t.) |
denaturaliseerde |
denaturaliseerde |
denaturaliseerde |
denaturaliseerde |
denaturaliseerde |
denaturaliseerden |
denaturaliseerden |
denaturaliseerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal denaturaliseren |
zult/zal denaturaliseren |
zult/zal denaturaliseren |
zult denaturaliseren |
zal denaturaliseren |
zullen denaturaliseren |
zullen denaturaliseren |
zullen denaturaliseren
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou denaturaliseren |
zou denaturaliseren |
zou(dt) denaturaliseren |
zoudt denaturaliseren |
zou denaturaliseren |
zouden denaturaliseren |
zouden denaturaliseren |
zouden denaturaliseren
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb gedenaturaliseerd |
hebt gedenaturaliseerd |
hebt/heeft gedenaturaliseerd |
hebt gedenaturaliseerd |
heeft gedenaturaliseerd |
hebben gedenaturaliseerd |
hebben gedenaturaliseerd |
hebben gedenaturaliseerd
|
verleden (v.v.t.) |
had gedenaturaliseerd |
had gedenaturaliseerd |
had gedenaturaliseerd |
hadt gedenaturaliseerd |
had gedenaturaliseerd |
hadden gedenaturaliseerd |
hadden gedenaturaliseerd |
hadden gedenaturaliseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gedenaturaliseerd hebben |
zal/zult gedenaturaliseerd hebben |
zult/zal gedenaturaliseerd hebben |
zult gedenaturaliseerd hebben |
zal gedenaturaliseerd hebben |
zullen gedenaturaliseerd hebben |
zullen gedenaturaliseerd hebben |
zullen gedenaturaliseerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gedenaturaliseerd hebben |
zou gedenaturaliseerd hebben |
zou/zoudt gedenaturaliseerd hebben |
zoudt gedenaturaliseerd hebben |
zou gedenaturaliseerd hebben |
zouden gedenaturaliseerd hebben |
zouden gedenaturaliseerd hebben |
zouden gedenaturaliseerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm gedenaturaliseerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt gedenaturaliseerd |
er is gedenaturaliseerd
|
verleden |
er werd gedenaturaliseerd |
er was gedenaturaliseerd
|
toekomend |
er zal gedenaturaliseerd worden |
er zal gedenaturaliseerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou gedenaturaliseerd worden |
er zou gedenaturaliseerd zijn
|
lijdende vorm gedenaturaliseerd worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
gedenaturaliseerd worden
|
gedenaturaliseerd te worden
|
toekomend
|
gedenaturaliseerd zullen worden
|
gedenaturaliseerd te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
gedenaturaliseerd zijn
|
gedenaturaliseerd te zijn
|
toekomend
|
gedenaturaliseerd zullen zijn
|
gedenaturaliseerd te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word gedenaturaliseerd |
wordt gedenaturaliseerd |
wordt gedenaturaliseerd |
wordt gedenaturaliseerd |
wordt gedenaturaliseerd |
worden gedenaturaliseerd |
worden gedenaturaliseerd |
worden gedenaturaliseerd
|
verleden (o.v.t.) |
werd gedenaturaliseerd |
werd gedenaturaliseerd |
werd gedenaturaliseerd |
werdt gedenaturaliseerd |
werd gedenaturaliseerd |
werden gedenaturaliseerd |
werden gedenaturaliseerd |
werden gedenaturaliseerd
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal gedenaturaliseerd worden |
zult gedenaturaliseerd worden |
zult gedenaturaliseerd worden |
zult gedenaturaliseerd worden |
zal gedenaturaliseerd worden |
zullen gedenaturaliseerd worden |
zullen gedenaturaliseerd worden |
zullen gedenaturaliseerd worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou gedenaturaliseerd worden |
zou gedenaturaliseerd worden |
zou/zoudt gedenaturaliseerd worden |
zoudt gedenaturaliseerd worden |
zou gedenaturaliseerd worden |
zouden gedenaturaliseerd worden |
zouden gedenaturaliseerd worden |
zouden gedenaturaliseerd worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben gedenaturaliseerd |
bent gedenaturaliseerd |
bent/is gedenaturaliseerd |
zijt gedenaturaliseerd |
is gedenaturaliseerd |
zijn gedenaturaliseerd |
zijn gedenaturaliseerd |
zijn gedenaturaliseerd
|
verleden (v.v.t.) |
was gedenaturaliseerd |
was gedenaturaliseerd |
was gedenaturaliseerd |
waart gedenaturaliseerd |
was gedenaturaliseerd |
waren gedenaturaliseerd |
waren gedenaturaliseerd |
waren gedenaturaliseerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal gedenaturaliseerd zijn |
zult gedenaturaliseerd zijn |
zult gedenaturaliseerd zijn |
zult gedenaturaliseerd zijn |
zal gedenaturaliseerd zijn |
zullen gedenaturaliseerd zijn |
zullen gedenaturaliseerd zijn |
zullen gedenaturaliseerd zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou gedenaturaliseerd zijn |
zou gedenaturaliseerd zijn |
zou/zoudt gedenaturaliseerd zijn |
zoudt gedenaturaliseerd zijn |
zou gedenaturaliseerd zijn |
zouden gedenaturaliseerd zijn |
zouden gedenaturaliseerd zijn |
zouden gedenaturaliseerd zijn
|