denaturaliseerden
- de·na·tu·ra·li·seer·den
vervoeging van |
---|
denaturaliseren |
denaturaliseerden
- meervoud verleden tijd van denaturaliseren
- Wij denaturaliseerden.
- Jullie denaturaliseerden.
- Zij denaturaliseerden.
- Wij denaturaliseerden.
- Het woord denaturaliseerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.