denaturaliseren
- de·na·tu·ra·li·se·ren
- afgeleid van het Franse dénaturaliser (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
denaturaliseren |
denaturaliseerde |
gedenaturaliseerd |
zwak -d | volledig |
denaturaliseren
- overgankelijk (juridisch) het staatsburgerschap ontnemen aan
- Het woord denaturaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.