• de·na·tu·ra·li·seer
vervoeging van
denaturaliseren

denaturaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denaturaliseren
    • Ik denaturaliseer. 
  2. gebiedende wijs van denaturaliseren
    • Denaturaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van denaturaliseren
    • Denaturaliseer je?