deler
- de·ler
- Naamwoord van handeling van delen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deler | delers |
verkleinwoord | delertje | delertjes |
de deler m
- (wiskunde) getal waardoor men een ander getal (het deeltal) deelt, noemer in een breuk
- iemand die deelt
1.
- Het woord deler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deler" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- de·ler
deler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dele
deler
- gebiedende wijs van delere
deler, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van del
deler, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van dele
- de·ler
deler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dele