woningdeler
- Geluid: woningdeler (hulp, bestand)
- wo·ning·de·ler
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningdeler | woningdelers |
verkleinwoord |
de woningdeler m
- iemand die zijn/haar huis deelt met iemand anders
- Het woord woningdeler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.