defloreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van defloreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | defloreren | te defloreren | ||||||||
toekomend | zullen defloreren | te zullen defloreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedefloreerd | te hebben gedefloreerd | ||||||||
toekomend | gedefloreerd zullen hebben | gedefloreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
deflorerend | gedefloreerd | ev. defloreer |
mv. verouderd defloreert |
deflorere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | defloreer | defloreert | defloreert | defloreert | defloreert | defloreren | defloreren | defloreren | |||
verleden (o.v.t.) | defloreerde | defloreerde | defloreerde | defloreerde | defloreerde | defloreerden | defloreerden | defloreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal defloreren | zult/zal defloreren | zult/zal defloreren | zult defloreren | zal defloreren | zullen defloreren | zullen defloreren | zullen defloreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou defloreren | zou defloreren | zou(dt) defloreren | zoudt defloreren | zou defloreren | zouden defloreren | zouden defloreren | zouden defloreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedefloreerd | hebt gedefloreerd | hebt/heeft gedefloreerd | hebt gedefloreerd | heeft gedefloreerd | hebben gedefloreerd | hebben gedefloreerd | hebben gedefloreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedefloreerd | had gedefloreerd | had gedefloreerd | hadt gedefloreerd | had gedefloreerd | hadden gedefloreerd | hadden gedefloreerd | hadden gedefloreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedefloreerd hebben | zal/zult gedefloreerd hebben | zult/zal gedefloreerd hebben | zult gedefloreerd hebben | zal gedefloreerd hebben | zullen gedefloreerd hebben | zullen gedefloreerd hebben | zullen gedefloreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedefloreerd hebben | zou gedefloreerd hebben | zou/zoudt gedefloreerd hebben | zoudt gedefloreerd hebben | zou gedefloreerd hebben | zouden gedefloreerd hebben | zouden gedefloreerd hebben | zouden gedefloreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedefloreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedefloreerd | er is gedefloreerd | |||||||||
verleden | er werd gedefloreerd | er was gedefloreerd | |||||||||
toekomend | er zal gedefloreerd worden | er zal gedefloreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedefloreerd worden | er zou gedefloreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedefloreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedefloreerd worden | gedefloreerd te worden | ||||||||
toekomend | gedefloreerd zullen worden | gedefloreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedefloreerd zijn | gedefloreerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedefloreerd zullen zijn | gedefloreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedefloreerd | wordt gedefloreerd | wordt gedefloreerd | wordt gedefloreerd | wordt gedefloreerd | worden gedefloreerd | worden gedefloreerd | worden gedefloreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedefloreerd | werd gedefloreerd | werd gedefloreerd | werdt gedefloreerd | werd gedefloreerd | werden gedefloreerd | werden gedefloreerd | werden gedefloreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedefloreerd worden | zult gedefloreerd worden | zult gedefloreerd worden | zult gedefloreerd worden | zal gedefloreerd worden | zullen gedefloreerd worden | zullen gedefloreerd worden | zullen gedefloreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedefloreerd worden | zou gedefloreerd worden | zou/zoudt gedefloreerd worden | zoudt gedefloreerd worden | zou gedefloreerd worden | zouden gedefloreerd worden | zouden gedefloreerd worden | zouden gedefloreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedefloreerd | bent gedefloreerd | bent/is gedefloreerd | zijt gedefloreerd | is gedefloreerd | zijn gedefloreerd | zijn gedefloreerd | zijn gedefloreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedefloreerd | was gedefloreerd | was gedefloreerd | waart gedefloreerd | was gedefloreerd | waren gedefloreerd | waren gedefloreerd | waren gedefloreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedefloreerd zijn | zult gedefloreerd zijn | zult gedefloreerd zijn | zult gedefloreerd zijn | zal gedefloreerd zijn | zullen gedefloreerd zijn | zullen gedefloreerd zijn | zullen gedefloreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedefloreerd zijn | zou gedefloreerd zijn | zou/zoudt gedefloreerd zijn | zoudt gedefloreerd zijn | zou gedefloreerd zijn | zouden gedefloreerd zijn | zouden gedefloreerd zijn | zouden gedefloreerd zijn |