debarkeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van debarkeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | debarkeren | te debarkeren | ||||||||
toekomend | zullen debarkeren | te zullen debarkeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedebarkeerd | te hebben gedebarkeerd | ||||||||
toekomend | gedebarkeerd zullen hebben | gedebarkeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
debarkerend | gedebarkeerd | ev. debarkeer |
mv. verouderd debarkeert |
debarkere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | debarkeer | debarkeert | debarkeert | debarkeert | debarkeert | debarkeren | debarkeren | debarkeren | |||
verleden (o.v.t.) | debarkeerde | debarkeerde | debarkeerde | debarkeerde | debarkeerde | debarkeerden | debarkeerden | debarkeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal debarkeren | zult/zal debarkeren | zult/zal debarkeren | zult debarkeren | zal debarkeren | zullen debarkeren | zullen debarkeren | zullen debarkeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou debarkeren | zou debarkeren | zou(dt) debarkeren | zoudt debarkeren | zou debarkeren | zouden debarkeren | zouden debarkeren | zouden debarkeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedebarkeerd | hebt gedebarkeerd | hebt/heeft gedebarkeerd | hebt gedebarkeerd | heeft gedebarkeerd | hebben gedebarkeerd | hebben gedebarkeerd | hebben gedebarkeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedebarkeerd | had gedebarkeerd | had gedebarkeerd | hadt gedebarkeerd | had gedebarkeerd | hadden gedebarkeerd | hadden gedebarkeerd | hadden gedebarkeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedebarkeerd hebben | zal/zult gedebarkeerd hebben | zult/zal gedebarkeerd hebben | zult gedebarkeerd hebben | zal gedebarkeerd hebben | zullen gedebarkeerd hebben | zullen gedebarkeerd hebben | zullen gedebarkeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedebarkeerd hebben | zou gedebarkeerd hebben | zou/zoudt gedebarkeerd hebben | zoudt gedebarkeerd hebben | zou gedebarkeerd hebben | zouden gedebarkeerd hebben | zouden gedebarkeerd hebben | zouden gedebarkeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedebarkeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedebarkeerd | er is gedebarkeerd | |||||||||
verleden | er werd gedebarkeerd | er was gedebarkeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedebarkeerd worden | er zal gedebarkeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedebarkeerd worden | er zou gedebarkeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedebarkeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedebarkeerd worden | gedebarkeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedebarkeerd zullen worden | gedebarkeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedebarkeerd zijn | gedebarkeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedebarkeerd zullen zijn | gedebarkeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedebarkeerd | wordt gedebarkeerd | wordt gedebarkeerd | wordt gedebarkeerd | wordt gedebarkeerd | worden gedebarkeerd | worden gedebarkeerd | worden gedebarkeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedebarkeerd | werd gedebarkeerd | werd gedebarkeerd | werdt gedebarkeerd | werd gedebarkeerd | werden gedebarkeerd | werden gedebarkeerd | werden gedebarkeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedebarkeerd worden | zult gedebarkeerd worden | zult gedebarkeerd worden | zult gedebarkeerd worden | zal gedebarkeerd worden | zullen gedebarkeerd worden | zullen gedebarkeerd worden | zullen gedebarkeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedebarkeerd worden | zou gedebarkeerd worden | zou/zoudt gedebarkeerd worden | zoudt gedebarkeerd worden | zou gedebarkeerd worden | zouden gedebarkeerd worden | zouden gedebarkeerd worden | zouden gedebarkeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedebarkeerd | bent gedebarkeerd | bent/is gedebarkeerd | zijt gedebarkeerd | is gedebarkeerd | zijn gedebarkeerd | zijn gedebarkeerd | zijn gedebarkeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedebarkeerd | was gedebarkeerd | was gedebarkeerd | waart gedebarkeerd | was gedebarkeerd | waren gedebarkeerd | waren gedebarkeerd | waren gedebarkeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedebarkeerd zijn | zult gedebarkeerd zijn | zult gedebarkeerd zijn | zult gedebarkeerd zijn | zal gedebarkeerd zijn | zullen gedebarkeerd zijn | zullen gedebarkeerd zijn | zullen gedebarkeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedebarkeerd zijn | zou gedebarkeerd zijn | zou/zoudt gedebarkeerd zijn | zoudt gedebarkeerd zijn | zou gedebarkeerd zijn | zouden gedebarkeerd zijn | zouden gedebarkeerd zijn | zouden gedebarkeerd zijn |