debarkeren
- Geluid: debarkeren (hulp, bestand)
- de·bar·ke·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontschepen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
debarkeren |
debarkeerde |
gedebarkeerd |
zwak -d | volledig |
debarkeren [3]
- onovergankelijk (scheepvaart) ontschepen, aan land gaan
- overgankelijk (scheepvaart) ontschepen, aan wal zetten
1.
- Het woord debarkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "debarkeren" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "debarkeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ debarkeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Twentse oud-mariniers: 'Eerste nacht in sloep op zee zwaar maar onvergetelijk'” (09-09-2015), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be