complementeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van complementeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | complementeren | te complementeren | ||||||
toekomend | zullen complementeren | te zullen complementeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecomplementeerd | te hebben gecomplementeerd | ||||||
toekomend | gecomplementeerd zullen hebben | gecomplementeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
complementerend | gecomplementeerd | ev. complementeer |
mv. verouderd complementeert |
complementere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | complementeer | complementeert | complementeert | complementeert | complementeert | complementeren | complementeren | complementeren | |
verleden (o.v.t.) | complementeerde | complementeerde | complementeerde | complementeerde | complementeerde | complementeerden | complementeerden | complementeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal complementeren | zult/zal complementeren | zult/zal complementeren | zult complementeren | zal complementeren | zullen complementeren | zullen complementeren | zullen complementeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou complementeren | zou complementeren | zou(dt) complementeren | zoudt complementeren | zou complementeren | zouden complementeren | zouden complementeren | zouden complementeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecomplementeerd | hebt gecomplementeerd | hebt/heeft gecomplementeerd | hebt gecomplementeerd | heeft gecomplementeerd | hebben gecomplementeerd | hebben gecomplementeerd | hebben gecomplementeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecomplementeerd | had gecomplementeerd | had gecomplementeerd | hadt gecomplementeerd | had gecomplementeerd | hadden gecomplementeerd | hadden gecomplementeerd | hadden gecomplementeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecomplementeerd hebben | zal/zult gecomplementeerd hebben | zult/zal gecomplementeerd hebben | zult gecomplementeerd hebben | zal gecomplementeerd hebben | zullen gecomplementeerd hebben | zullen gecomplementeerd hebben | zullen gecomplementeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecomplementeerd hebben | zou gecomplementeerd hebben | zou/zoudt gecomplementeerd hebben | zoudt gecomplementeerd hebben | zou gecomplementeerd hebben | zouden gecomplementeerd hebben | zouden gecomplementeerd hebben | zouden gecomplementeerd hebben |