complementeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·ple·men·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
complementeren |
complementeerden
- meervoud verleden tijd van complementeren
- Wij complementeerden.
- Jullie complementeerden.
- Zij complementeerden.
- Wij complementeerden.
Gangbaarheid
- Het woord complementeerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.