• com·ple·men·teert
vervoeging van
complementeren

complementeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
    • Jij complementeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
    • Hij complementeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van complementeren
    • Complementeert!