complementeert
- com·ple·men·teert
vervoeging van |
---|
complementeren |
complementeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
- Jij complementeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van complementeren
- Hij complementeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van complementeren
- Complementeert!
- Het woord complementeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.