checken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van checken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | checken | te checken | ||||||||
toekomend | zullen checken | te zullen checken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecheckt | te hebben gecheckt | ||||||||
toekomend | gecheckt zullen hebben | gecheckt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
checkend | gecheckt | ev. check |
mv. verouderd checkt |
checke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | check | checkt | checkt | checkt | checkt | checken | checken | checken | |||
verleden (o.v.t.) | checkte | checkte | checkte | checkte | checkte | checkten | checkten | checkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal checken | zult/zal checken | zult/zal checken | zult checken | zal checken | zullen checken | zullen checken | zullen checken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou checken | zou checken | zou(dt) checken | zoudt checken | zou checken | zouden checken | zouden checken | zouden checken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecheckt | hebt gecheckt | hebt/heeft gecheckt | hebt gecheckt | heeft gecheckt | hebben gecheckt | hebben gecheckt | hebben gecheckt | |||
verleden (v.v.t.) | had gecheckt | had gecheckt | had gecheckt | hadt gecheckt | had gecheckt | hadden gecheckt | hadden gecheckt | hadden gecheckt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecheckt hebben | zal/zult gecheckt hebben | zult/zal gecheckt hebben | zult gecheckt hebben | zal gecheckt hebben | zullen gecheckt hebben | zullen gecheckt hebben | zullen gecheckt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecheckt hebben | zou gecheckt hebben | zou/zoudt gecheckt hebben | zoudt gecheckt hebben | zou gecheckt hebben | zouden gecheckt hebben | zouden gecheckt hebben | zouden gecheckt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecheckt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecheckt | er is gecheckt | |||||||||
verleden | er werd gecheckt | er was gecheckt | |||||||||
toekomend | er zal gecheckt worden | er zal gecheckt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecheckt worden | er zou gecheckt zijn | |||||||||
lijdende vorm gecheckt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecheckt worden | gecheckt te worden | ||||||||
toekomend | gecheckt zullen worden | gecheckt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecheckt zijn | gecheckt te zijn | ||||||||
toekomend | gecheckt zullen zijn | gecheckt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecheckt | wordt gecheckt | wordt gecheckt | wordt gecheckt | wordt gecheckt | worden gecheckt | worden gecheckt | worden gecheckt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecheckt | werd gecheckt | werd gecheckt | werdt gecheckt | werd gecheckt | werden gecheckt | werden gecheckt | werden gecheckt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecheckt worden | zult gecheckt worden | zult gecheckt worden | zult gecheckt worden | zal gecheckt worden | zullen gecheckt worden | zullen gecheckt worden | zullen gecheckt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecheckt worden | zou gecheckt worden | zou/zoudt gecheckt worden | zoudt gecheckt worden | zou gecheckt worden | zouden gecheckt worden | zouden gecheckt worden | zouden gecheckt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecheckt | bent gecheckt | bent/is gecheckt | zijt gecheckt | is gecheckt | zijn gecheckt | zijn gecheckt | zijn gecheckt | |||
verleden (v.v.t.) | was gecheckt | was gecheckt | was gecheckt | waart gecheckt | was gecheckt | waren gecheckt | waren gecheckt | waren gecheckt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecheckt zijn | zult gecheckt zijn | zult gecheckt zijn | zult gecheckt zijn | zal gecheckt zijn | zullen gecheckt zijn | zullen gecheckt zijn | zullen gecheckt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecheckt zijn | zou gecheckt zijn | zou/zoudt gecheckt zijn | zoudt gecheckt zijn | zou gecheckt zijn | zouden gecheckt zijn | zouden gecheckt zijn | zouden gecheckt zijn |