cementen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van cementen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | cementen | te cementen | ||||||||
toekomend | zullen cementen | te zullen cementen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecement | te hebben gecement | ||||||||
toekomend | gecement zullen hebben | gecement te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
cementend | gecement | ev. cement |
mv. verouderd cement |
cemente | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | cement | cement | cement | cement | cement | cementen | cementen | cementen | |||
verleden (o.v.t.) | cementte | cementte | cementte | cementte | cementte | cementten | cementten | cementten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal cementen | zult/zal cementen | zult/zal cementen | zult cementen | zal cementen | zullen cementen | zullen cementen | zullen cementen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou cementen | zou cementen | zou(dt) cementen | zoudt cementen | zou cementen | zouden cementen | zouden cementen | zouden cementen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecement | hebt gecement | hebt/heeft gecement | hebt gecement | heeft gecement | hebben gecement | hebben gecement | hebben gecement | |||
verleden (v.v.t.) | had gecement | had gecement | had gecement | hadt gecement | had gecement | hadden gecement | hadden gecement | hadden gecement | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecement hebben | zal/zult gecement hebben | zult/zal gecement hebben | zult gecement hebben | zal gecement hebben | zullen gecement hebben | zullen gecement hebben | zullen gecement hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecement hebben | zou gecement hebben | zou/zoudt gecement hebben | zoudt gecement hebben | zou gecement hebben | zouden gecement hebben | zouden gecement hebben | zouden gecement hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecement worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecement | er is gecement | |||||||||
verleden | er werd gecement | er was gecement | |||||||||
toekomend | er zal gecement worden | er zal gecement zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecement worden | er zou gecement zijn | |||||||||
lijdende vorm gecement worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecement worden | gecement te worden | ||||||||
toekomend | gecement zullen worden | gecement te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecement zijn | gecement te zijn | ||||||||
toekomend | gecement zullen zijn | gecement te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecement | wordt gecement | wordt gecement | wordt gecement | wordt gecement | worden gecement | worden gecement | worden gecement | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecement | werd gecement | werd gecement | werdt gecement | werd gecement | werden gecement | werden gecement | werden gecement | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecement worden | zult gecement worden | zult gecement worden | zult gecement worden | zal gecement worden | zullen gecement worden | zullen gecement worden | zullen gecement worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecement worden | zou gecement worden | zou/zoudt gecement worden | zoudt gecement worden | zou gecement worden | zouden gecement worden | zouden gecement worden | zouden gecement worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecement | bent gecement | bent/is gecement | zijt gecement | is gecement | zijn gecement | zijn gecement | zijn gecement | |||
verleden (v.v.t.) | was gecement | was gecement | was gecement | waart gecement | was gecement | waren gecement | waren gecement | waren gecement | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecement zijn | zult gecement zijn | zult gecement zijn | zult gecement zijn | zal gecement zijn | zullen gecement zijn | zullen gecement zijn | zullen gecement zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecement zijn | zou gecement zijn | zou/zoudt gecement zijn | zoudt gecement zijn | zou gecement zijn | zouden gecement zijn | zouden gecement zijn | zouden gecement zijn |