cabaret
  • ca·ba·ret
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘amusementsgenre’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord cabaret cabarets
verkleinwoord cabaretje cabaretjes
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

cabaret

  1. cabaret, een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans en voordracht
  2. cabaret, de gelegenheid waar cabaret [1] opgevoerd wordt

cabaret m

  1. kroeg, klein café
  2. cabaret, een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans en voordracht
  3. cabaret, de gelegenheid waar cabaret [2] opgevoerd wordt

cabaret m

  1. cabaret, een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans en voordracht
  2. cabaret, de gelegenheid waar cabaret [1] opgevoerd wordt