cabaret
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·ba·ret
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘amusementsgenre’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cabaret | cabarets |
verkleinwoord | cabaretje | cabaretjes |
Zelfstandig naamwoord
het cabaret o
- (kunst) kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans, en voordracht
- De hoge kunsten noemen cabaret wel eens denigrerend kleinkunst.
- gelegenheid waarbij cabaret[1] opgevoerd wordt
- Iedere maand gaan wij naar het cabaret om te lachen.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans, en voordracht
Gangbaarheid
- Het woord cabaret staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cabaret" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "cabaret" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
cabaret
- cabaret, een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans en voordracht
- cabaret, de gelegenheid waar cabaret [1] opgevoerd wordt
Frans
Zelfstandig naamwoord
cabaret m
- kroeg, klein café
- cabaret, een kleinkunst, vermaak met toneel, zang, dans en voordracht
- cabaret, de gelegenheid waar cabaret [2] opgevoerd wordt
Italiaans
Zelfstandig naamwoord
cabaret m