burgemeester
- bur·ge·mees·ter
- In de betekenis van ‘hoofd van een gemeente’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1254 [1]
- samenstelling van burger zn en meester zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | burgemeester | burgemeesters |
verkleinwoord | burgemeestertje | burgemeestertjes |
de burgemeester m
- (beroep), (politiek) hoofd van het gemeentebestuur
- De burgemeester sprak met de pers deze ochtend.
- ▸ Ik neem aan dat het nu over raadsleden, burgemeesters en dat soort lui gaat. En hoger.[3]
- (molenaarsambacht) het bord onder de spil van een molen
- ▸ Bovendien bleek de burgemeester aangetast door de bonte knaagkever en moest dus vernieuwd worden.[4]
- (steltloperachtigen) de naam van een tweetal meeuwensoorten:
- [1] burgervader
|
[1] "hoofd van het gemeentebestuur"
- Een burgemeester in oorlogstijd
Iemand die met de vijand samenwerkt om erger te voorkomen
- Eens burgemeester, blijft burgemeester
Wie eenmaal een bepaald maatschappelijk aanzien (goed of slecht) heeft, raakt dat niet of heel moeilijk meer kwijt
1. hoofd van het gemeentebestuur
- Het woord burgemeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "burgemeester" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "burgemeester" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ burgemeester op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ “Januari – mei 2019 Herstel kap en de constructies in de kap van de Konijnenbeltsmolen”, Stichting Ommer Molens
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be