burgemeesterschap

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ge·mees·ter·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgemeesterschap burgemeesterschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het burgemeesterschapo

  1. de functie waarin men leiding geeft aan het gemeentebestuur; het ambt van burgemeester
     Zij zal dan de eerste vrouwelijke burgemeester van de stad worden. Kort na de uitslag wilde ze nog niet vooruitlopen op het burgemeesterschap; eerst wil ze om tafel met mogelijke coalitiepartners. De ÖVP heeft ze al uitgesloten.[2]
     De vader van zeven kinderen is een nieuwkomer in de politiek: na een carrière als econoom en marketeer wierp hij zich in 2018 in de strijd voor het burgemeesterschap van zijn thuisplaats: het Fidesz-bolwerk Hódmezovásárhely in het zuiden van Hongarije.[3]
     Hem kon het burgemeesterschap al bijna niet meer ontgaan, want de geregistreerde Democratische kiezers zijn in New York verreweg in de meerderheid.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Communisten onverwacht de grootste bij lokale verkiezingen in Graz (Oostenrijk)” (MA 27 SEPTEMBER 2021), NOS
  3.   Weblink bron
    Chiem Balduk
    “Hongaren kiezen één uitdager voor Orbán: Péter Márki-Zay” (ZO 17 OKTOBER 2021), NOS
  4.   Weblink bron “Oud-politieagent Eric Adams nieuwe burgemeester van New York” (WO 3 NOVEMBER 2021), NOS