buisklok
- buis·klok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buisklok | buisklokken |
verkleinwoord | buisklokje | buisklokjes |
- (communicatie) een langwerpige holle cilinder waartegen men met een hamer of stok, slaat om een signaal te geven
- (muziekinstrument) een van de gestemde langwerpige holle cilinders van het buisklokkenspel
- [2] buisklokkenspel
- [1] alarmbel, handbell, scheepsbel, schoolbel, tong-tong
- [2] bekkens, carillon, celesta, gamelan, klokkenspel, marimba, metallofoon, xylofoon
1. langwerpige holle cilinder om signaal te geven
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord buisklok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.