Een zg. "Tong tong", een houten buisklok van het voormalige wachthuisje
(Tosari, Oost Java, ca. 1900-1940)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buis·klok
Woordherkomst en -opbouw
  • Samengeteld uit “buis”(-vormige) (luid-)klok
enkelvoud meervoud
naamwoord buisklok buisklokken
verkleinwoord buisklokje buisklokjes

Zelfstandig naamwoord

de buisklokv / m

  1. (communicatie) een langwerpige holle cilinder waartegen men met een hamer of stok, slaat om een signaal te geven
  2. (muziekinstrument) een van de gestemde langwerpige holle cilinders van het buisklokkenspel
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid