carillon
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·ril·lon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klokkenspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carillon | carillons |
verkleinwoord | carillonnetje | carillonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
- (muziekinstrument) muziekinstrument dat bestaat uit een reeks van klokken en wordt bespeeld via een speciaal manuaal door een beiaardier, of ook wel door een mechaniek wordt aangestuurd
- De winkeliersvereniging laat op het plein een nieuw carillon plaatsen.
- Onder het motto De stem van de stad speelt beiaardier Richard de Waardt (32) elke zaterdagmiddag verzoeknummers op het eeuwenoude carillon van de Laurenskerk. [2]
Synoniemen
- beiaard, klokkenspel [1]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. muziekinstrument met klokken
Gangbaarheid
- Het woord carillon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "carillon" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "carillon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC 18 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
carillon | carillons |
Zelfstandig naamwoord
carillon
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
carillon | le carillon | carillons | les carillons |
Zelfstandig naamwoord
carillon m