brutaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van brutaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | brutaliseren | te brutaliseren | ||||||||
toekomend | zullen brutaliseren | te zullen brutaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebrutaliseerd | te hebben gebrutaliseerd | ||||||||
toekomend | gebrutaliseerd zullen hebben | gebrutaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
brutaliserend | gebrutaliseerd | ev. brutaliseer |
mv. verouderd brutaliseert |
brutalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | brutaliseer | brutaliseert | brutaliseert | brutaliseert | brutaliseert | brutaliseren | brutaliseren | brutaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | brutaliseerde | brutaliseerde | brutaliseerde | brutaliseerde | brutaliseerde | brutaliseerden | brutaliseerden | brutaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal brutaliseren | zult/zal brutaliseren | zult/zal brutaliseren | zult brutaliseren | zal brutaliseren | zullen brutaliseren | zullen brutaliseren | zullen brutaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou brutaliseren | zou brutaliseren | zou(dt) brutaliseren | zoudt brutaliseren | zou brutaliseren | zouden brutaliseren | zouden brutaliseren | zouden brutaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebrutaliseerd | hebt gebrutaliseerd | hebt/heeft gebrutaliseerd | hebt gebrutaliseerd | heeft gebrutaliseerd | hebben gebrutaliseerd | hebben gebrutaliseerd | hebben gebrutaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gebrutaliseerd | had gebrutaliseerd | had gebrutaliseerd | hadt gebrutaliseerd | had gebrutaliseerd | hadden gebrutaliseerd | hadden gebrutaliseerd | hadden gebrutaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebrutaliseerd hebben | zal/zult gebrutaliseerd hebben | zult/zal gebrutaliseerd hebben | zult gebrutaliseerd hebben | zal gebrutaliseerd hebben | zullen gebrutaliseerd hebben | zullen gebrutaliseerd hebben | zullen gebrutaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebrutaliseerd hebben | zou gebrutaliseerd hebben | zou/zoudt gebrutaliseerd hebben | zoudt gebrutaliseerd hebben | zou gebrutaliseerd hebben | zouden gebrutaliseerd hebben | zouden gebrutaliseerd hebben | zouden gebrutaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebrutaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebrutaliseerd | er is gebrutaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gebrutaliseerd | er was gebrutaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gebrutaliseerd worden | er zal gebrutaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebrutaliseerd worden | er zou gebrutaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gebrutaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebrutaliseerd worden | gebrutaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gebrutaliseerd zullen worden | gebrutaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebrutaliseerd zijn | gebrutaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gebrutaliseerd zullen zijn | gebrutaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebrutaliseerd | wordt gebrutaliseerd | wordt gebrutaliseerd | wordt gebrutaliseerd | wordt gebrutaliseerd | worden gebrutaliseerd | worden gebrutaliseerd | worden gebrutaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebrutaliseerd | werd gebrutaliseerd | werd gebrutaliseerd | werdt gebrutaliseerd | werd gebrutaliseerd | werden gebrutaliseerd | werden gebrutaliseerd | werden gebrutaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebrutaliseerd worden | zult gebrutaliseerd worden | zult gebrutaliseerd worden | zult gebrutaliseerd worden | zal gebrutaliseerd worden | zullen gebrutaliseerd worden | zullen gebrutaliseerd worden | zullen gebrutaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebrutaliseerd worden | zou gebrutaliseerd worden | zou/zoudt gebrutaliseerd worden | zoudt gebrutaliseerd worden | zou gebrutaliseerd worden | zouden gebrutaliseerd worden | zouden gebrutaliseerd worden | zouden gebrutaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebrutaliseerd | bent gebrutaliseerd | bent/is gebrutaliseerd | zijt gebrutaliseerd | is gebrutaliseerd | zijn gebrutaliseerd | zijn gebrutaliseerd | zijn gebrutaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gebrutaliseerd | was gebrutaliseerd | was gebrutaliseerd | waart gebrutaliseerd | was gebrutaliseerd | waren gebrutaliseerd | waren gebrutaliseerd | waren gebrutaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebrutaliseerd zijn | zult gebrutaliseerd zijn | zult gebrutaliseerd zijn | zult gebrutaliseerd zijn | zal gebrutaliseerd zijn | zullen gebrutaliseerd zijn | zullen gebrutaliseerd zijn | zullen gebrutaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebrutaliseerd zijn | zou gebrutaliseerd zijn | zou/zoudt gebrutaliseerd zijn | zoudt gebrutaliseerd zijn | zou gebrutaliseerd zijn | zouden gebrutaliseerd zijn | zouden gebrutaliseerd zijn | zouden gebrutaliseerd zijn |