Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bru·ta·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
brutaliseren

brutaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brutaliseren
    • Jij brutaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brutaliseren
    • Hij brutaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van brutaliseren
    • Brutaliseert!