brutaliseren
- bru·ta·li·se·ren
- Van het Engelse brutalise of het Franse brutaliser met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
brutaliseren |
brutaliseerde |
gebrutaliseerd |
zwak -d | volledig |
brutaliseren
- overgankelijk met grofheid of geweld bejegenen
- Hij brutaliseerde al jaren zijn gezin.
1. met grofheid of geweld bejegenen
- Het woord brutaliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.