Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bru·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brutaliseren
brutaliseerde
gebrutaliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

brutaliseren

  1. overgankelijk met grofheid of geweld bejegenen
    • Hij brutaliseerde al jaren zijn gezin. 
Vertalingen

Gangbaarheid