brengen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van brengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | brengen | te brengen | ||||||||
toekomend | zullen brengen | te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebracht | te hebben gebracht | ||||||||
toekomend | gebracht zullen hebben | gebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
brengend | gebracht | ev. breng |
mv. verouderd brengt |
brenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng | brengt | brengt | brengt | brengt | brengen | brengen | brengen | |||
verleden (o.v.t.) | bracht | bracht | bracht | bracht[1] | bracht | brachten | brachten | brachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal brengen | zult/zal brengen | zult/zal brengen | zult brengen | zal brengen | zullen brengen | zullen brengen | zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou brengen | zou brengen | zou(dt) brengen | zoudt brengen | zou brengen | zouden brengen | zouden brengen | zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebracht | hebt gebracht | hebt/heeft gebracht | hebt gebracht | heeft gebracht | hebben gebracht | hebben gebracht | hebben gebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had gebracht | had gebracht | had gebracht | hadt gebracht | had gebracht | hadden gebracht | hadden gebracht | hadden gebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebracht hebben | zal/zult gebracht hebben | zult/zal gebracht hebben | zult gebracht hebben | zal gebracht hebben | zullen gebracht hebben | zullen gebracht hebben | zullen gebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebracht hebben | zou gebracht hebben | zou/zoudt gebracht hebben | zoudt gebracht hebben | zou gebracht hebben | zouden gebracht hebben | zouden gebracht hebben | zouden gebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebracht | er is gebracht | |||||||||
verleden | er werd gebracht | er was gebracht | |||||||||
toekomend | er zal gebracht worden | er zal gebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebracht worden | er zou gebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm gebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebracht worden | gebracht te worden | ||||||||
toekomend | gebracht zullen worden | gebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebracht zijn | gebracht te zijn | ||||||||
toekomend | gebracht zullen zijn | gebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebracht | wordt gebracht | wordt gebracht | wordt gebracht | wordt gebracht | worden gebracht | worden gebracht | worden gebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebracht | werd gebracht | werd gebracht | werdt gebracht | werd gebracht | werden gebracht | werden gebracht | werden gebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebracht worden | zult gebracht worden | zult gebracht worden | zult gebracht worden | zal gebracht worden | zullen gebracht worden | zullen gebracht worden | zullen gebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebracht worden | zou gebracht worden | zou/zoudt gebracht worden | zoudt gebracht worden | zou gebracht worden | zouden gebracht worden | zouden gebracht worden | zouden gebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebracht | bent gebracht | bent/is gebracht | zijt gebracht | is gebracht | zijn gebracht | zijn gebracht | zijn gebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was gebracht | was gebracht | was gebracht | waart gebracht | was gebracht | waren gebracht | waren gebracht | waren gebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebracht zijn | zult gebracht zijn | zult gebracht zijn | zult gebracht zijn | zal gebracht zijn | zullen gebracht zijn | zullen gebracht zijn | zullen gebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebracht zijn | zou gebracht zijn | zou/zoudt gebracht zijn | zoudt gebracht zijn | zou gebracht zijn | zouden gebracht zijn | zouden gebracht zijn | zouden gebracht zijn |