border naast grasveld
  • bor·der
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rand met bloemen in tuin’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]. Verder te herleiden tot het Franse bordure/bordeure, "rand". Doublet van borduur en borduren.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord border borders
verkleinwoord bordertje bordertjes

de borderm

  1. (tuinbouw), (tuinieren) de rand van een tuin waar bloemen en struiken in staan
     Dit is misschien wel het allerbelangrijkste! Planten hebben voldoende voeding nodig en in een border staan veel planten dicht op elkaar. Zorg daarom dat je voor het planten flink wat organisch materiaal door de grond werkt en bemest je border regelmatig.[3]
84 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
border borders

border

  1. grens
  2. afscheiding
  3. lijst [2] (van schilderij e.d.), rand
  4. border, rabat
vervoeging
onbepaalde wijs to  border 
he/she/it  borders 
verleden tijd  bordered 
voltooid
deelwoord
 bordered 
onvoltooid
deelwoord
 bordering 
gebiedende wijs  border 

border

  1. overgankelijk afbakenen, begrenzen
  2. overgankelijk grenzen aan






stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
border
bordais
bordé
eerste groep volledig

border

  1. overgankelijk afbakenen, begrenzen
  2. overgankelijk grenzen aan