• IPA: /bezbarviː/
  • bez·bar·vý
  • Afgeleid van het zelfstandig naamwoord barva met het voorvoegsel bez- en met het achtervoegsel

bezbarvý

  1. (kleur) kleurloos; helder, doorzichtig
  2. kleurloos; grijs, oninteressant


  1. čirý, nebarevný, průhledný
  2. šedý, nebarevný, nezajímavý