bevreemden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bevreemden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevreemden | te bevreemden | ||||||||
toekomend | zullen bevreemden | te zullen bevreemden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben bevreemd | te hebben bevreemd | ||||||||
toekomend | bevreemd zullen hebben | bevreemd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bevreemdend | bevreemd | ev. bevreemd |
mv. verouderd bevreemdt |
bevreemde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bevreemd | bevreemdt | bevreemdt | bevreemdt | bevreemdt | bevreemden | bevreemden | bevreemden | |||
verleden (o.v.t.) | bevreemdde | bevreemdde | bevreemdde | bevreemdde | bevreemdde | bevreemdden | bevreemdden | bevreemdden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevreemden | zult/zal bevreemden | zult/zal bevreemden | zult bevreemden | zal bevreemden | zullen bevreemden | zullen bevreemden | zullen bevreemden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevreemden | zou bevreemden | zou(dt) bevreemden | zoudt bevreemden | zou bevreemden | zouden bevreemden | zouden bevreemden | zouden bevreemden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb bevreemd | hebt bevreemd | hebt/heeft bevreemd | hebt bevreemd | heeft bevreemd | hebben bevreemd | hebben bevreemd | hebben bevreemd | |||
verleden (v.v.t.) | had bevreemd | had bevreemd | had bevreemd | hadt bevreemd | had bevreemd | hadden bevreemd | hadden bevreemd | hadden bevreemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevreemd hebben | zal/zult bevreemd hebben | zult/zal bevreemd hebben | zult bevreemd hebben | zal bevreemd hebben | zullen bevreemd hebben | zullen bevreemd hebben | zullen bevreemd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevreemd hebben | zou bevreemd hebben | zou/zoudt bevreemd hebben | zoudt bevreemd hebben | zou bevreemd hebben | zouden bevreemd hebben | zouden bevreemd hebben | zouden bevreemd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm bevreemd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt bevreemd | er is bevreemd | |||||||||
verleden | er werd bevreemd | er was bevreemd | |||||||||
toekomend | er zal bevreemd worden | er zal bevreemd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou bevreemd worden | er zou bevreemd zijn | |||||||||
lijdende vorm bevreemd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bevreemd worden | bevreemd te worden | ||||||||
toekomend | bevreemd zullen worden | bevreemd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | bevreemd zijn | bevreemd te zijn | ||||||||
toekomend | bevreemd zullen zijn | bevreemd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word bevreemd | wordt bevreemd | wordt bevreemd | wordt bevreemd | wordt bevreemd | worden bevreemd | worden bevreemd | worden bevreemd | |||
verleden (o.v.t.) | werd bevreemd | werd bevreemd | werd bevreemd | werdt bevreemd | werd bevreemd | werden bevreemd | werden bevreemd | werden bevreemd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bevreemd worden | zult bevreemd worden | zult bevreemd worden | zult bevreemd worden | zal bevreemd worden | zullen bevreemd worden | zullen bevreemd worden | zullen bevreemd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bevreemd worden | zou bevreemd worden | zou/zoudt bevreemd worden | zoudt bevreemd worden | zou bevreemd worden | zouden bevreemd worden | zouden bevreemd worden | zouden bevreemd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben bevreemd | bent bevreemd | bent/is bevreemd | zijt bevreemd | is bevreemd | zijn bevreemd | zijn bevreemd | zijn bevreemd | |||
verleden (v.v.t.) | was bevreemd | was bevreemd | was bevreemd | waart bevreemd | was bevreemd | waren bevreemd | waren bevreemd | waren bevreemd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal bevreemd zijn | zult bevreemd zijn | zult bevreemd zijn | zult bevreemd zijn | zal bevreemd zijn | zullen bevreemd zijn | zullen bevreemd zijn | zullen bevreemd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou bevreemd zijn | zou bevreemd zijn | zou/zoudt bevreemd zijn | zoudt bevreemd zijn | zou bevreemd zijn | zouden bevreemd zijn | zouden bevreemd zijn | zouden bevreemd zijn |