• be·vreem·dend
vervoeging van: bevreemden
verbogen vorm: bevreemdende

bevreemdend

  1. onvoltooid deelwoord van bevreemden
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bevreemdend bevreemdender bevreemdendst
verbogen bevreemdende bevreemdendere bevreemdendste
partitief bevreemdends bevreemdenders -

bevreemdend

  1. dat iets wat normaal is vreemd wordt
    • Koolmees liet eerder doorschemeren dat hij de toets weleens tegen het licht wil houden. Wel moest de minister destijds van het hart dat hij de kritiek 'iets te makkelijk' vindt, omdat het niet meevalt om de Nederlandse mores in vragen te vangen. De toets is al aangepast en bevat inmiddels minder verwarrende of bevreemdende vragen dan voorheen, stelde hij. [1] 
    • Ook de rode kaart die Franky Vercauteren Wim Kieft in de jaren tachtig aansmeerde, werd in België met een bevreemdende voldoening ontvangen. [2]