bespotting
- Geluid: bespotting (hulp, bestand)
- be·spot·ting
- naamwoord van handeling van bespotten met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bespotting | bespottingen |
verkleinwoord | bespottinkje | bespottinkjes |
de bespotting v
- het iemand belachelijk maken
- ▸ Vorst Andrej doorstond zijn vaders bespotting van de nieuwe leiders opgewekt, hij daagde zijn vader uit en luisterde met kennelijk plezier naar hem.[2]
- ▸ In de verklaring staat dat sindsdien het aantal klachten van mensen van Afrikaanse afkomst over racisme en bespotting alleen maar is toegenomen.[3]
- verguizing, hekeling, parodie, karikatuur, smaad, spotternij, sarcasme, paskwil, ironie, hoon, belediging
- Het woord bespotting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “VN: kabinet moet Piet-debat leiden” (21-11-2013), NOS