eren
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
eren | erend |
eer | geëerd |
- | eerzaam |
- | eerlijk |
- eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
eren |
eerde |
geëerd |
zwak -d | volledig |
eren
- overgankelijk iemands prijzenswaardigheid in het daglicht stellen
- Zij eerden hem met een langdurend applaus.
Wie niet tevreden is met iets kleins, verdient het niet om meer te krijgen/ Ook de kleine dingen in het leven verdienen waardering.
|
1. iemands prijzenswaardigheid in het daglicht stellen
de eren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ere
- Het woord eren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "eren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
eren
vervoeging van |
---|
erar |
eren